8.1 Wâldhúske Zwaagwesteinde gebouwd in ongeveer 1800

Wâldhúske De Westerein

Hoe vaak gaat bij jullie thuis de bel van de voordeur? Vast niet zo vaak. Misschien komt er slechts een paar keer per week iemand aan de deur. Vroeger was dat anders. Elke dag was er volk aan de deur. De bakker, de slager, de kruidenier en de melkboer; iedereen belde aan. De leedaanzegger kwam vertellen dat er iemand overleden was, er kwam iemand langs om scharen te slijpen en er waren venters met allerlei spulletjes, zoals knijpers, garen en borstels. Zwaagwesteinde stond bekend om deze handel, en was daarom het ventersdorp van Friesland. De venters waren vaak een hele week onderweg. Ze verkochten hun spullen niet alleen maar in hun eigen omgeving.

 

 

 (tekening Ids Wiersma)

 

Van de "heidtsjers" werd gezegd dat je voor hen op moest passen. Niet alleen was het ventersvolk, maar ook een volk van vechtersbazen, bedelaars en sjacheraars. Kortom, een bevolking met andere omgangsnormen dan de kleifriezen.

 

De "heidtsjers" zwierven door heel het noorden van het land met wat zwavelstokken en almanakken op zak of een partijtje schrobbers op de rug, doch die dienden voornamelijk als mantel om minder fraaie praktijken te dekken. (blz. 24 Zwaagwesteinde, het ventersdorp op de Friese heide, K. Sikkema sr en K. Sikkema jr)

 

 

Tekening van Joh. Mulders uit het boek van de Sikkema's

 

J.J. Spahr van der Hoek heeft uitgezocht of dit beeld klopt met de cijfers. In zijn boek “De heidedorpen in de Noordelijke Wouden” geeft hij het aantal veroordelingen weer tussen 1700 en 1810 per 100 personen per dorp. Laten we eens kijken in welke twintig dorpen de meeste misdaden werden gepleegd:  

 

 

plaats

aantal per 100

 

plaats

aantal per 100

1

Kollumerzwaag

42,8

11

Dantumawoude

6,3

2

Veenwouden

23,7

12

Drogeham

6.2

3

Zwaagwesteinde

20

13

Westergeest

6.0

4

De Valom

15,5

14

Augustinusga

5.9

5

Surhuisterveen

12,9

15

Surhuizum

5.4

6

Driezum

10

16

Wouterswoude

4.6

7

Murmerwoude

8,2

17

Akkerwoude

4.4

8

Buitenpost

7,9

18

Oudwoude

2.6

9

Twijzel

7,4

19

Harkema

2.5

10

Kollum

6.8

20

De Kooten

2.0

 

Zwaagwesteinde staat niet bovenaan in deze top twintig. Wel kun je zien dat er in de armste heidedorpen meer misdaden werden gepleegd. 

 

In 1896 bezocht Piter Jelles Troelstra de heide rond Zwaagwesteinde. Hij schrijft daarover in zijn boek “Van leed en strijd”: 

 

„Voor ruim dertig jaren,- zo vertelde mij iemand, die 55 jaar op deze plaats heeft gewoond, stond er slechts een enkel huisje op de heide. Daar de grond in deze streek slecht is en er slechts enkele boeren wonen, levert hij zeer weinig arbeid op. Zodoende heeft de vermeerderende bevolking zich naar de heide teruggetrokken, waar men voor ƒ 2.- à ƒ 2.50 in het jaar een stukje grond huurt en met behulp van vrienden en buren zich zijn woning bouwt. Zo zagen wij, een nieuwe hut staan, die de bewoner ƒ 4,25 aan hout en ƒ 2.- aan dekking heeft gekost. Van de een had hij een paar palen, van de ander spijkers en andere materialen cadeau gekregen en zo had hij zijn nieuwe woning kunnen bouwen, waar hij nu met zijn - niet „wettige" - huisvrouw is binnengetrokken. De noodzakelijkheid van een burgerlijk huwelijk wordt door de meerderheid van deze bevolking niet ingezien; in „vrije liefde" leven de meesten, zonder dat daaronder de huwelijkstrouw schijnt te lijden. Over hun levensstandaard kan men enigszins oordelen, als men weet, dat onlangs een hut met „inboedel" voor 80 cent is verkocht! De bezigheden der bevolking bestaan slechts voor een zeer klein deel uit productieve arbeid. Zij, die zich voor boerenwerk laten gebruiken, verdienen zeer minieme lonen: van ƒ 2.50 per week bijvoorbeeld. De grote meerderheid bestaat uit kleine kooplieden en kramers, die óf in de buurt venten en dan zaterdags en zondags thuis zijn, óf weken van huis blijven, wanneer zij hun bedrijf uitoefenen tot in Holland, b.v. in Alkmaar, Almelo enz. Zij verkopen niet alleen kaas, maar ook houtwaren, muizenvallen (vaak in Dokkum gemaakt) en galanteriewaren, die zij bij een grossier in het dorp inkopen. Natuurlijk trachten ze verbazende woekerwinsten te behalen, wat hun evenwel, vooral in de winter, zeer slecht gelukt. Hun verdiensten worden gaandeweg minder door het toenemend gemis aan koopkracht bij hun klanten. Wat er te kort komt moet door bedelen worden aangevuld en de boze wereld in Friesland weet te vertellen, dat de „Westereinders", zoals men dit zwervend kramersvolk noemt, de heiligheid van de eigendom in de praktijk slecht erkennen. Zij slapen in slaapsteden of bij de boer in de schuur of soms onder de kar."

 

Hieronder lees je een stukje van R.H. Herwig uit het blad “Eigen Haard 1907”. Hij beschrijft hoe de kooplieden van Zwaagwesteinde met een hondenkar door heel Nederland trokken:  

 

Kooplieden
In Zwaagwesteinde zijn erg veel kooplieden. Deze mensen doen niet anders dan reizen en trekken en niet in de buurt, o neen, deze zomer waren we er getuige van, dat iemand voorzien van een paar korven, in de trein plaats nam en in Utrecht uitstapte; daar in de omstreken zou hij trachten zijn waren aan de man te brengen. Een vertelde ons, dat hij in de omstreken van Antwerpen reeds met zijn waar gevent had. Meestal gaan ze zo ver niet. De meesten rijden 's maandagsmorgens met een hondenkar, waarop de korven geplaatst zijn, naar het één of andere dorp in de provincie Groningen of Drenthe. De kar wordt hier en daar onder dak gezet en met de beide korven aan een juk gaan ze bij de huizen langs. Sommigen venten met kaas; de meesten echter met artikelen van huishoudelijke aard: houten nappen en potlepels, muizenvallen of brillen, scheermessen, zeep, inkt haarkammen en meer van dergelijke artikelen. 't Schijnt haast ongelooflijk, hoe die mensen met zo'n paar korven vol een weekgeld kunnen verdienen en toch is het zo, want in de regel keren ze vrijdagsavonds weer naar hun woonplaatsen terug, zodat ze de laatste en eerste werkdag der week haast altijd thuis zijn en die dagen dus niets verdienen.

 

In 1866 werd de spoorlijn naar Groningen aangelegd en werden steeds meer wegen met puin verhard (bestraten en asfalteren gebeurde pas in de 20e eeuw). Het reizen met de hondenkar, met de trein of met de fiets werd steeds gemakkelijker en daardoor breidden de kooplieden hun handelsgebied steeds verder uit.  

 

In 1909 was Klaas Baarsma uit Zwaagwesteinde de eerste Zwaagwesteinder die zijn handel met een auto vervoerde. Dat was weer veel gemakkelijker dan de hondenkar!  

 

 

Uit het Friesch Dagblad van 1 augustus 2003: 

Het Wâldhúske met de kastanjeboom Een krot, meer was het niet: het wâldhúske aan de Koopmansweg in Zwaagwesteinde, nummer 31. Op dinsdag 20 januari 1976 haalde een foto van het huisje de krant: het was aangekocht door de Oudheidkamer Dantumadeel, in de persoon van voorzitter G. van der Bij. Het huisje is voor Zwaagwesteinde van grote waarde: het is het oudste huisje van het dorp. Het stamt in ieder geval van voor 1810. Tot vlak voor het nemen van de foto was het huisje nog bewoond. De 86-jarige R. Boorsma had het net verlaten.  

De aankoop door de Oudheidkamer is een teken dat er in de jaren ’70 steeds meer waarde werd gehecht aan historische woningen. In de tijd van de wederopbouw tot in de jaren ’60 werden dergelijke woningen op grote schaal gesloopt, om de zogenoemde verkrotting tegen te gaan. Op die manier zijn honderden van dergelijke wâldhúskes - het is niet meer dan een kamer met bedstee - tegen de vlakte gegaan. In Houtigehage staat aan de Skoallewyk een soortgelijke woning, die helemaal is opgeknapt. 

Het huisje in Zwaagwesteinde staat er niet meer. Het stortte in; de opknapplannen sneuvelden door geldgebrek. De restanten zijn in opslag bij Dorpsherstel Dantumadeel, en het is de bedoeling dat het huis opnieuw wordt opgebouwd.

Het meest bijzondere aan het huisje was nog de kastanje die er naast stond, vertelt buurman Westra. In de stam van de boom zat een wel, waar het water in bleef staan. ,,De kippen konden op die manier zo uit de boom drinken’’, aldus Westra.  

Het oudste wâldhúske van Zwaagwesteinde werd bewoond tot 1976.

 

 

Momenteel wordt dit oude huisje in het sûkereimuseum weer opgebouwd. Je kunt er straks weer knijpers, garen en borstels kopen. Producten die op de heide gemaakt werden, worden er uitgestald. En als je goed ruikt, snuif je weer even de geur van toen op.

 

Tekst en foto's Dirk Corporaal 2007

 

8. Wâldhúskes toen en nu

Zwaagwesteinde 1918, aquarel van Ids Wiersma

Hutten bouwen is leuk werk. Sommige kinderen bouwen een hut in een boom of ergens achter op het erf van een boerderij. Van afvalhout spijkeren ze een heel bouwwerk in elkaar. Kleden erover en dan even met een spuitbus spuiten zodat de hut niet lekt als het regent. Zo'n hut is leuk, het is een plek die helemaal van jou is. Misschien heb je wel eens geslapen in zo'n zelfgebouwde hut. Maar... zou je er ook altijd in willen wonen? Met een groot gezin met wel tien kinderen? Ook als het regent of vriest?

Wâldhúske uit Dantumadeel in het Open Luchtmuseum in Arnhem

In deze les wordt de ontwikkeling van spitkeet tot woudhuisje beschreven. Ook staan we stil bij de grote verbeteringen die er zijn gekomen op woongebied.

In Dantumadeel stonden vroeger erg veel woudhuisjes. Woudhuisjes zijn karakteristiek voor de Wouden. Volgens onderzoek van architect Hink Eldering uit Huizum, die vlak na de tweede wereldoorlog de woudhuisjes in Zwaagwesteinde bestudeerd heeft, is er een duidelijke ontwikkeling aan te wijzen van de plaggenhut naar het woudhuisje.

Woudboerderijtje aan de Achterweg in Damwoude

Momenteel voldoen de woudhuisjes niet meer aan de bouwnormen. Ze zijn te klein en te laag. Doordat de muur uit en enkele laag stenen bestaat, zijn ze bovendien niet goed geïsoleerd en vochtig. Daarom zijn ze bijna allemaal afgebroken.

Achterweg, Veenwouden

Drie van die woningen zijn stukje voor stukje afgebroken, in containers gestopt en weer opgebouwd in het cichoreimuseum aan de Trekweg in Damwoude. Ook staan er tegenwoordig nieuwe woudhuisjes in Dantumadeel. Luxe moderne woningen die aansluiten op de bouwhistorie van deze regio.

De woudhuisjes in het cichoreimuseum

In 2008 opent aan de Trekweg Damwoude een cichoreimuseum met drie woudhuisjes, elk met een eigen thema. In het woudhuisje uit De Valom kunnen we zien hoe men vroeger vissen ving, jaagde en stroopte. In het woudhuisje uit Zwaagwesteinde ligt de nadruk op het werken op de heide en het leven in een ventersdorp. Het huisje uit Rinsumageest is ingericht als wâldspultsje, een keuterboerderijtje.

Van spitkeet tot woudhuisje

In het boek “Zwaagwesteinde het ventersdorp”, van vader en zoon Sikkema, komt een hoofdstuk voor van architect Hink Eldering uit Huizem. De Sikkema's hebben hem, vlak na de tweede wereldoorlog, naar Zwaagwesteinde gehaald om het karakter en de ontwikkeling van het verdwijnende wâldhúske vast te leggen. Hieronder volgt een samenvatting van wat Eldering noteerde.

Spitkeet Zwaagwesteinde. Foto archief Dantumadeel

De spitkeet kennen we onder de namen: plaggenhut, zodenhut en klinte. Zo'n hut werd meestal in een dag of nacht gebouwd. Eerst werden de zoden op de plaats waar de hut gebouwd zou worden weggespit. Vandaar de namen spitkeet en zodenhut. De zoden werden op de kant gelegd en die vormden de muren. De uitgegraven plek had de vorm van een vierkant, daar werden palen in geplaatst. De palen bestonden uit dunne boomstammen.

Onder de stammen werden veldkeien geplaatst om verzakking te voorkomen. Over het vierkant werden boomstammen voor het dak gelegd. Bij latere hutten bestond de zijkant uit hout.

Door het plaatsen van de palen ontstonden drie ruimten. In een plaggenhut was geen zolder. Over de palen van het dak werden takken en daarover plaggen, riet of stro gelegd. In de achtergevel werd een deur uitgespaard en in de voorwand twee kleine ramen.

Sommige plaggenhutten hadden een schoorsteen, maar bij veel plaggenhutten kon de rook alleen via de deur en andere gaten naar buiten komen.

In zeven stappen beschrijft architect Hink Elderink hoe de ontwikkeling van plaggenhut tot wâldhúske zich in Zwaagwesteinde heeft voltrokken.

Uit de plaggenhut ontwikkelde zich eerst de 'strieskethut'. Deze hut heeft houten wanden met stro aan de binnenkant. In Zwaagwesteinde waren vlak na de oorlog nog twee striesketwoningen. Eén op de Hege Seis en één aan het Skier.

Behalve de palen van het vierkant, werden er aan de buitenkant ook palen in de grond gezet. Daar werden aan de buitenkant planken tegenaan getimmerd en aan de binnenkant werd gevlochten stro geplaatst. Je ziet hier de plattegrond van de woning aan het Skier. De ingang zit bij (1) aan de zijkant. Je kunt daar linksaf naar het achterhuis en rechtsaf naar de kamer (2) en naar de voorraadkast (3). In de kamer bevinden zich bedsteden (4) met hele kleine toegangsdeuren. De bedsteden werden "krûpyntsjes" genoemd. Tussen de twee bedsteden aan de linkerkant bevond zich een klein kastje met kopjes en schoteltjes en dergelijke.

 

 

Zo tekent Eldering de voor- en zijkanten van de strie-sketwoning aan het Skier. Deze woning is in 1949 afgebroken. De zijkanten zijn van hout en de voorgevel is al van steen.

Bij dit huis is het hele voorhuis van steen. Alleen de topgevel is van hout. Deze woning is bewoond geweest tot 1939.

Bij deze woning is de hele voorhuis en ook de schoorsteen van steen.

Deze woning heeft weer een houten topgevel, maar is wel later gebouwd, want het heeft al kleine raampjes aan de zijmuren van het achterhuis.

Het laatste type is helemaal van steen. Al de woningen zijn erg klein. In geen enkele kamer zouden wij rechtop kunnen staan. De afstand van de vloer tot aan de zolderbalken bedraagt niet meer dan anderhalve meter, hooguit 1 m 60. De oppervlakte van de kamer is niet groter dan acht tot maximaal elf vierkante meter.

Tegenwoordig zijn kamers 2 m 70 hoog en meestal wel 30 vierkante meter groot. Een modern woudhuis uit Veenwouden stond op internet te koop. In de advertentie lees je de maten. Vergelijk die maten eens met de oude wâldhúskes. Zo'n oud wâldhúske zou in de garage gepast hebben. En hoeveel keer past zo'n wâldhúske in jouw huis?

Te koop: Woudhuis, type boerderij. Traditioneel gebouwd  en volledig geïsoleerd. Afmetingen 6.00/7.30 x 12 m. Perceelsoppervlak ca 400 m2. Vrijstaande stenen garage met kap (grote bergzolder). Afmetingen 5.00 x 8.00 m. Kleine schuur. 
Begane grond; hal, kamer met open keuken (met inbouwapparatuur), slaapkamer, badkamer, toilet, bijkeuken en werkkast. Woonkamer met fraaie openhaard. Benedenverdieping voorzien van plavuizen. 
Bovenverdieping; overloop, 4 slaapkamers en separaat toilet. Bovenverdieping voorzien van laminaat. Royale bergzolder via vlizotrap

Na de basisschool ga je naar het voortgezet onderwijs en daarna ga je verder leren. Misschien vraag je je wel eens af hoe jouw leven er over tien of vijftien jaar uit zal zien. Misschien werk je dan en woon je in al in je eigen huis!

In dit hoofdstuk gaan we kijken hoe mensen honderd jaar geleden woonden en werkten. In hoofdstuk 8-1 kijken we naar het woudhuisje uit De Valom. Daar woonde een gezin dat leefde van visvangst, jacht en stropen. In 8-2 komt het woudhuisje uit Zwaagwesteinde aan de beurt. We bekijken daar het leven in Zwaagwesteinde als ventersdorp. Tot slot lees je in hoofdstuk 8-3 wat er zoal gebeurde op een keuterboerderijtje.

Tekst en foto's Dirk Corporaal 2007

startpagina

6. Van kadasterkaart tot google earth

In dit hoofdstuk gaan we aan de slag met oude kaarten van Dantumadeel. We bekijken kadasterkaarten en we gebruiken Google Earth. Eerst krijg je een beetje uitleg over het maken van kaarten. Je hoeft dat niet allemaal in één keer te begrijpen. Als je het een keer gelezen hebt, weet je voldoende om met oude kaarten te kunnen werken.

Waarschijnlijk herinner je je de eerste lessen aardrijkskunde van de basisschool nog wel. In mijn eerste les moest ik vroeger een plattegrond tekenen van ons lokaal. Ongeveer zeven centimeter lang en zeven centimeter breed en daar moesten de rijen met bankjes in. De ramen aan één kant en het bord aan de andere. Daarna kwam de plattegrond van ons dorp aan de beurt. Meester of juf deed het voor op het bord en wij tekenden het na in ons schrift. Je eigen huis kwam er met een mooie kleur op te staan. Erg nauwkeurig was zo'n kaart nog niet, maar het leek al heel wat. De wereld in het klein.

Na de plattegrond van het dorp kwam de kaart van Friesland voor het bord. We leerden dat een kaart een schaal heeft. Bijvoorbeeld 1 op 100.000. Dat betekent dat 1 cm op de kaart in werkelijkheid overeenkomt met 100.000 cm. Nog weer later kwam de wereldbol voor de klas. Toen ontdekten we dat alleen een globe een echte kaart is, want de aarde is een bol en het lukt nooit om een stuk van een voetbal met een strijkijzer plat te strijken.

Een nauwkeurige kaart maken is nog niet zo gemakkelijk. Het is makkelijker om van grote hoogte een foto te maken. Op die manier maakt Google Earth kaarten. Zo gemakkelijk ging dat vroeger niet. Er bestonden immers nog geen vliegtuigen en satellieten.

De eerste kaarten werden met potlood, pen en liniaal gemaakt. Daarbij liepen de kaartenmakers tegen allerlei problemen aan. Om een kaart van een dorp te maken moest je weten wat de afspraken tussen andere kaartenmakers waren. Bijvoorbeeld: wat wordt boven op de kaart weergegeven en wat onder?

Het noorden boven Tegenwoordig plaatsen we het noorden boven en het zuiden onder. Dat gebeurde vroeger lang niet altijd. Kijk maar eens naar de oudste kaart van Dokkum. Het is een kaart uit 1562, getekend door Jacob van Deventer. Jacob van Deventer maakte zijn kaarten ongeveer noord-zuid. Het Dokkumer Diep loopt op deze kaart naar het oosten, maar zou eigenlijk meer naar het zuidoosten moeten lopen. Jacob van Deventer kreeg in 1558 van koning Philips II van Spanje de opdracht om alle steden in Nederland te bezoeken, op te meten en er betrouwbare kaarten van te maken. De omgeving moest er ook op komen, vooral de wegen en rivieren. De koning wilde de kaarten gebruiken als de steden tegen hem in opstand zouden komen. Zijn leger moest dan weten hoe de stad het beste aangevallen kon worden. Waar zaten de verdedigingsbolwerken en waar de toegangspoorten? Het lijkt erop dat Philips II al voelde aankomen dat er een oorlog zou uitbreken. In ieder geval werden kaarten vaak gemaakt voor minder leuke dingen zoals oorlogsvoering en het betalen van belasting.

In 1568 begon de opstand tegen koning Philips II. Die kon toen zijn informatie heel goed gebruiken. In 1572 werd Dokkum ingenomen door de watergeuzen. De vlag van Willem van Oranje wapperde op de toren. Dat accepteerden de Spanjaarden niet. Als je goed kijkt, dan zie je hoe de stad werd gestraft: de huizen werden in brand gestoken en mannen vrouwen en kinderen werden gedood.

Hierboven zie je opnieuw een kaartje van Dokkum. Wat is er veranderd vergeleken met de vorige kaart? Juist. De stad is nu beter beschermd. Om de stad ligt een bolwerk. Dat is aangelegd in 1585. Dokkum wilde niet nog een keer door de Spaanse troepen worden ingenomen. Welke verbeteringen in de beveiliging van Dokkum kun je verder opnoemen?

   Kijk ook eens naar de Woudpoort, rechts op de kaart. Dat is de poort waardoor de mensen uit de Dokkumer Wouden (de strook land van Driesum naar Rinsumageest) de stad in kwamen. De wouden liggen ten zuiden van Dokkum, maar deze kaart heeft het oosten boven en het westen onder. Op latere kaarten is meestal het noorden boven en het zuiden onder

De schaal van de kaart Wanneer je een kaart gaat maken, moet je ook afspreken hoe lang en hoe breed iets op de kaart is en hoe je dat meet. Wij gebruiken nu centimeters, meters en kilometers. Wanneer je rechtsonder op de kaart uit 1664 kijkt, dan staat daar o.a. ‘Een uyre gaens’.

Het betekent dat zo'n stuk op de kaart ongeveer een uur lopen is. Ook zie je woorden als ‘Duitse mijlen’ en ‘Konings roeden’. Waarom staat er niet gewoon meter en kilometer? Dat is omdat de meter als eenheid toen nog niet bestond. Die is in Frankrijk uitgevonden en hier ingevoerd tijdens de periode van de Franse revolutie (1795 tot 1813).

Daarvoor gebruikten we andere maten, zoals duim (denk aan het woord duimstok), voet, el en mijl. In Engeland en de VS gebruiken ze die nog steeds. Er bestonden dus Duitse mijlen, Engelse mijlen en zeemijlen. Al die mijlen en ellen waren niet overal even lang. Dat was lastig. In 1820 voerde Nederland daarom als eerste land ter wereld het metriekstelsel in; het meten in meters, kilometers en vierkante kilometers (km2). Dat is nu een geluk. Maar denk niet dat iedereen er toen blij mee was. Heel veel mensen moesten niets van die nieuwe maten hebben. Ze bleven nog heel lang stug de oude maten gebruiken. Zo spreken we tweehonderd jaar later nog van duimstok en pondemaat. En hoe zit dat bij jullie thuis, hoe vaak rekenen je ouders nog van euro's naar guldens?

Het ontstaan van het kadaster  In het archief van de gemeente Dantumadeel liggen oude kaarten die met de hand gemaakt zijn. Onderaan zo’n kaart staat waar hij gemaakt was. Deze bijvoorbeeld is gemaakt in 1813 en herzien voor de belasting in 1820.

Heel Dantumadeel werd toen voor het eerst nauw-keurig door landmeters in kaart gebracht. Elk huis en elk weiland staat erop. Landmeters trokken met meetlinten door de gemeente.

Eerst werd de afstand tussen markante punten gemeten. Bijvoorbeeld de afstand tussen twee kerktorens. Daarna werd een kaart van een stuk van de gemeente gemaakt. Meestal een stuk met voor de hand liggende grenzen, zoals een weg of een vaart. Vervolgens trokken de landmeters van weiland naar weiland. Soms met de veldwachter erbij, want niet iedereen stond te juichen bij het idee dat er straks grondbelasting betaald moest worden. Zo werd heel Dantumadeel in kaart gebracht.

Dat deden ze met driehoeksmetingen. Wanneer je de afstand meet tussen twee punten en je meet een speciale kijker de hoeken van de driehoek, dan kun je elk punt op de kaart tekenen. Weet je de afstand tussen de kerktorens, dan kun je elk punt op de gemeentekaart tekenen. Zo ontstond eerst een net van aansluitende driehoeken op de kaart van de gemeente. Daarna werd elk weiland gemeten en op die kaart getekend. Een enorm karwei, zeker als je bedenkt dat heel Nederland toen zo getekend is.

  

Kadasterkaart met het stuk van Klaarkamp

Waarom werd heel Nederland in kaart gebracht? Voor het antwoord op die vraag moeten we terug naar de tijd van de Franse revolutie. In 1795 kwamen de Fransen in ons land. Ze brachten hier de ideeën van de Franse revolutie: vrijheid, gelijkheid en broederschap. Daar zaten veel goede ideeën bij, zoals de vrijheid van godsdienst en van meningsuiting. Maar er zaten ook minder fraaie kanten aan die Franse overheersing. Zo moest er gebeuren wat Frankrijk wilde. Van 1810 tot 1813 werd Nederland even zelfs een provincie van Frankrijk. Naar Frans voorbeeld moest toen iedereen die nog geen achternaam had een achternaam aannemen en zich laten registreren. De burgerlijke stand werd ingevoerd. Sommige mensen dachten dat het maar tijdelijk was en kozen uit protest een rare naam zoals Naakt-geboren of Poepjes. Jammer genoeg bleven de namen ook na Napoleons vertrek bestaan…

Een andere bepaling van Napoleon was dat Nederland een kadaster moest krijgen. Het woord kadaster betekent grondbeschrijving.

In 1813 vertrokken de Fransen en werd Nederland weer een vrij en zelfstandig land. Koning Willem I van Oranje werd de eerste koning van het nieuwe Koninkrijk. Hij had geld nodig en wilde een grondbelasting invoeren. Daarvoor trok hij het kadasterplan van Napoleon weer uit de kast. De landmeters konden weer aan de slag. In 1832 moest heel Nederland in kaart gebracht zijn. Dan moesten alle wijzigingen op de kaart bijgehouden kunnen worden, net als de nieuwbouw van huizen en de verkoop van landerijen.

Kaartenmakersgereedschap uit 1820

In 2007 is het precies 175 jaar geleden dat het kadaster officieel in Nederland werd ingesteld. Op de website www.kadaster.nl/175jaarvind je van alles over de geschiedenis van het kadaster.

Tegenwoordig kunnen we niet meer zonder het kadaster. Alle huizen, weilanden, wegen, kortom alles staat er heel nauwkeurig op. Koop je een huis, dan wordt dat in het kadaster vermeld. Heb je ruzie over de grens tussen jouw tuin en die van de buren, de ambtenaren van het kadaster weten tot op de centimeter nauwkeurig wat van wie is.

 Momenteel is alles digitaal beschikbaar. Op de computers bij de gemeente Dantumadeel kunnen ze in de kadasterkaarten kijken waar bijvoorbeeld de afvoer van jullie wc op het riool aangesloten zit, waar de draden van het elektrisch liggen, enzovoort. Het kadaster is er dus niet alleen om de grondbelasting te bepalen, maar het wordt tegenwoordig voor een heleboel nuttige zaken gebruikt.

De oude kadasterkaarten van 1832 zijn sinds 2005 gedigitaliseerd door de Fryske Akademy in Leeuwarden. Je kunt ze nu op internet bekijken op www.hisgis.nl. Via de site kun je van alles uitzoeken door steeds andere dingen aan te klikken.

www.hisgis.nl Veenwouden 1832 en 1930 op één kaart

Een voorbeeld. Surf eens naar www.hisgis.nl en klik daar op plaatsnamen. Klik op Veenwouden. Je krijgt dan het kaartje te zien dat hierboven staat. Wanneer je bij lagen op de onderste klikt (kies een achtergrond-kaart en je kiest voor 1930) dan krijg je over de kadasterkaart een tweede kaart te zien, die van 1930.

Alle wegen die er tussen 1832 en 1930 zijn bijgekomen kun je zichtbaar maken door op de schuifbalk aan de rechterkant te klikken. Dat geeft opnieuw veel informatie over de geschiedenis van Dantumadeel. Door als achtergrondkaart: Top 25 raster C aan te klikken, krijg je de kaart van nu over de oude kadasterkaart heen. Door dit trucje uit te voeren, kun je je eigen huis opzoeken en zien wat er vroeger op die plek was. Een weiland, een sloot of misschien ook al een huis?

Luchtfoto Damwoude met daarachter Dokkum

Luchtfotografie Tegenwoordig hoeven we niet meer met landmeters land op te meten. Voor het maken van kaarten gebruiken we luchtfotografie. Ook daarbij moet je met elkaar afspreken waar een plaats op de kaart komt. Dat doen we als volgt: De aarde is een bol die in 24 uur om z’n as draait. Deze as geeft de aarde zijn Noord- en Zuidpool. Met het kompas kun je het zuiden en het noorden bepalen. Om een plaatsbepaling op aarde mogelijk te maken brengen we denkbeeldige lijnen aan op de aardbol. We leggen een denkbeeldig kippengaas over de wereld.

 

Je ziet lijnen van noord naar zuid en lijnen van oost naar west lopen. Elk punt op aarde ligt ergens op een noordzuid-lijn en ergens op een oostwest-lijn. Als we die lijnen namen en nummers geven, dan kunnen we elke plaats op aarde bepalen.

 
De evenaar is de belangrijkste oostwest-lijn en de lijn over Greenwich is de belangrijkste noordzuid-lijn. Dit zijn de nullijnen.

De omtrek van de aarde langs de evenaar is 40.000 km. Het stuk van de Noordpool tot aan de evenaar is 10.000 km. Een meter is gelijk aan een 10 miljoenste stukje ervan. Zo hebben de Fransen de meter bedacht.

De nullijn die over Greenwich in Engeland loopt, verdeelt de wereld in een westelijk halfrond en in een oostelijk halfrond. Nederland ligt op de oostelijke wereldhelft. Dat geven we aan met de E van East (oost). Een hele cirkel is 360°, dus op het oostelijk halfrond liggen 180 noordzuid-lijnen. Damwoude ligt vlak bij 6°. Dat geven we aan met het cijfer 006. Dus 006 E
De evenaar verdeelt de wereld in een noordelijke en in een zuidelijk halfrond. Nederland ligt op het noordelijk halfrond en dat wordt aangegeven met de N van north (noord).Van de evenaar naar het noorden heb je 90°. Damwoude ligt een klein stukje boven 53°.  Dat geven we aan met 53° N.

De afstand tussen 52°N en 53°N is 60 zeemijlen en dat is ongeveer 111 kilometer. Dat is een groot stuk en daarom hebben we de afstand onderverdeeld in graden, minuten en seconden. Zo kunnen we elke plaats precies weergeven. Ik zit dit stukje te typen op: 005°59'43" E (oost) en 053°17'32" W (west). Wil jij weten waar jouw huis zich op de kaart bevindt? Ga dan naar google earth en zet de muis van je computer op jouw huis.  

Google Earth Wanneer je bij Google Earth de muis op de rotonde van Damwoude houdt, dan zie je links onder in het scherm staan: 53°17'24"45 N en 5°59'53.07 E. Dat zijn de coördinaten van die plek, twee denkbeeldige lijnen, één van het noorden naar het zuiden en één van het westen naar het oosten. Op de rotonde kruisen die twee elkaar. Wanneer je de muis op je eigen huis zet, krijg je de coördinaten daarvan.  

Een computer kan heel snel de afstand tussen twee punten op een kaart berekenen. Zo werkt het GPS-navigatiesysteem, de Tom Tom, in een auto.  

Dit systeem is bedacht door de Amerikanen. Bij de oorlog in Vietnam en Irak hadden de Amerikanen nauwkeurige kaarten nodig. Met vliegtuigen maakten ze hele nauwkeurige foto's, daarvan maakten ze kaarten.

Het GPS-systeem werkt op 24 satellieten. Die draaien rondjes om de aarde. Elke satelliet zendt een signaal uit met de melding van de tijd en waar hij zich bevindt.  

De GPS ontvanger meet hoelang het signaal onderweg is. Zo berekent hij de afstand tot de satellieten. Wanneer hij de afstand tot drie of meer satellieten weet, dan kan de GPS-ontvanger zijn eigen positie bepalen.

 

Zo konden de Amerikanen met computergestuurde raketten Bagdad tot op de meter nauwkeurig bombarderen. GPS is in het geheim ontwikkeld om oorlog te voeren, maar het is zo handig dat Europa miljarden uitgeeft om een eigen GPS-systeem te bouwen.

 

Zo zijn we weer terug bij het begin. Philips II van Spanje verwachtte een opstand in Nederland en hij gaf Jacob van Deventer opdracht de eerste kaart van Dokkum te maken. Die werd gebruikt in de 80-jarige oorlog. Wij gebruiken die oude kaarten om de geschiedenis van onze streek te bestuderen.

Koning Willem I had geld nodig en voerde het kadastersysteem in. Via www.hisgis.nl kunnen wij daar nu in kijken, het levert ons een schat aan informatie op. De Amerikanen ontwikkelden voor het leger het GPS-systeem en wij gebruiken het voor navigatie in de auto, de boot en Google Earth.  

Zo zie je dat dingen die gemaakt zijn voor de oorlog of voor de belasting, soms ook een goede en nuttige kant kunnen hebben.

 

Tekst en foto's dirk corporaal 2007

 

7. Spitketen

Op dit moment leven we in Dantumadeel in een gouden eeuw. We worden gemiddeld bijna 80 jaar oud en nog nooit eerder verdienden we met z'n allen zoveel geld. Overal zie je aan dat we het goed hebben. We werken al lang niet meer 96 uur per week zoals de arbeiders in de cichoreidrogerij. We hebben op school per jaar 165 dagen vrij. Ondanks al die welvaart en luxe hoor je mensen toch vaak klagen. Misschien is het wel eens goed om honderd jaar terug in de tijd te gaan. Je zult dan zien dat er in honderd jaar erg veel veranderd is.

Dantumadeel bestaat uit een kleistrook in het noorden, daaronder een zandrug met de dorpen Driesum, Wouterswoude, Damwoude en Rinsumageest en ten zuiden daarvan een laagveen en moerasgebied. De zandrug van Driesum naar Rinsumageest vormt de kern van Dantumadeel. Dit gebied wordt de Dokkumer Wouden genoemd. Vanuit dit gebied trok de bevolking in de terpentijd de klei op. Later, rond 1750, trokken de mensen hier vandaan naar de heide en de lagere gronden ten zuiden van de Dokkumer Wouden.

Een tweede zandrug loopt via Kollumerzwaag en Zwaagwesteinde naar Veenwouden. Op de hogere zandgronden (hier en daar zo'n 2½ m boven zeeniveau) kwam hoogveen en heide voor, in de lage gebieden laagveen. Het gebied ten noorden van Veenwouden ligt onder zeeniveau. Op de kaart staat het woord Laage Veenen. Dat is nu het Buitenveld. Je  had daar toen een natuurgebied van wel 350 voetbalvelden groot waar de grond erg nat was.  Wanneer je de kaarten van Dantumadeel goed bekijkt, dan ontdek je dat de eerste en de meeste huizen zich in de Dokkumer Wouden bevonden. In de Middeleeuwen waren daar al dorpen, kerken en states.

Het natuurgebied bij De Valom 2007

Na 1750 ontstonden ten zuiden van de Dokkumer Wouden de arme heidedorpen zoals 'De Broek' (nu Broeksterwoude) en Zwaagwesteinde. Vroeger waren in Friesland de mensen die op kleigrond woonden rijk en die op de heide arm. Dat is allang verleden tijd. Tegenwoordig zie je geen verschil meer in rijkdom tussen de klei en de wouden. Zwaagwesteinde is nu het op één na grootste dorp van Dantumadeel. Een modern dorp met ruime woonwijken. Laten we met behulp van de kaarten eens naar dat dorp kijken.


Hierboven zie je een stukje van de kaart van 1718. Zwaagwesteinde heette toen Swaegwestereind, het gebied ten westen van de Zwaag (Kollumerzwaag). Je ziet op deze kaart nog geen kerk. Er woonde slechts een klein aantal mensen langs de weg naar Kollumerzwaag. Je kunt de huizen tellen, het zijn er ongeveer 25. Hier woonden ruim 100 mensen. Verder zie je het woord ‘hoogveen’ staan, dat veen was nog niet afgegraven. Het meeste hoogveen was in Dantumadeel al voor 1700 afgegraven. Het afgraven van laagveen ging hier en daar nog door tot in de negentiende eeuw.  

Hier zie je een kadasterkaart uit 1832. Ten zuiden van de weg van Zwaagwesteinde naar Kollumerzwaag staan nu meer huizen. Zwaagwesteinde wordt een heidedorp. Steeds meer arme mensen gaan hier wonen.

jaar

inwoners

per gezin

aantal huizen

1720

±100

±4

25

1749

321

4

50

1820

595

5

120

1840

950

6

160

1930

2901

 

 

2006

5090

 

 

In 1749 werd in Nederland de belasting naar draag-kracht ingevoerd. Rijke mensen moesten meer belasting betalen dan arme mensen. Daarvoor werden er overzichten gemaakt van alle gezinnen en hun bezit. Belasting betalen is niet leuk, maar het levert wel heel waardevol bronnenmateriaal op. Met behulp van de belastingschriften, die ze toen quotisatie kohieren noemden, kunnen wij nu allemaal onderzoeken doen. Hiernaast zie je een schatting aan de hand van die belastingschriften van arm naar rijk gemaakt door J.J. Spahr van der Hoek. Duidelijk valt op dat Zwaagwest-einde het armst was. Bijna 60% van de inwoners was arm. Na 1749 neemt dit aantal toe. De rijkere dorpen stuurden hun armen weg naar de hei. Daardoor groeide Zwaagwesteinde sneller dan andere dorpen. 

1749

welgesteld

middelmatig

sober of arm

Akkerwoude

11%

52%

37%

Murmerwoude

13%

46%

41%

Dantumawoude

23%

35%

42%

Wouterswoude

35%

35%

30%

Driesum

27%

33%

40%

Veenwouden

21%

42%

37%

Zwaagwesteinde

4%

37%

59%

 Bron: J.J.Spahr van der Hoek, De heidedorpen blz. 54 

Om je een idee van de armoede te geven, volgt hier in een overzichtje het bezit van koeien en paarden in het jaar 1800. Zwaagwesteinde bestond toen uit ongeveer 100 gezinnen: 

Totaal 100 gezinnen in 1800:

vee:

11

4 tot 10 koeien

20

1 tot 3 koeien

5

geen koeien, wel een paard

rest

dagloner, veenarbeider, venter, bedelaar

Bron: K. Sikkema, Zwaagwesteinde , het ventersdorp op de Friese heide blz 39.

Tussen 1850 en 1890 kregen de arbeiders in Friesland het steeds slechter. De lonen daalden en de mensen konden steeds minder kopen. Dantumadeel bestond uit twee gebieden: arm en veel minder arm. De armste gebieden waren: De Hale ten zuiden van Murmerwoude, De Broek ten zuiden van Akkerwoude en het gebied bij Zwaagwesteinde. Daar trof je erg veel eenkamerwoningen aan.

Krotwoning op It Skier in Zwaagwesteinde, afgebroken in 1928uitenveld bij De Valom 2007

Misschien ga je zomers wel eens kamperen. Een bungalowtent is vaak nog groter en luxer dan een spitkeet of eenkamerwoning. Een eenkamerwoning had één vertrek voor wonen, slapen en koken. In Dantumadeel waren in 1899 in verhouding tot de andere gemeenten in Friesland erg veel eenkamerwoningen.

Met een eenkamerwoning bedoelen we een woning van ongeveer 20 m2 zonder bovenverdieping, met een stahoogte van minder dan 2,25 m, geen keuken en een wc. Daarin woonden gemiddeld 5 mensen.

Hieronder vind je de gemeenten met de meeste éénkamerwoningen: 

Dantumadeel

81% van het totaal aantal woningen was een éénkamerwoning.

Achtkarspelen

74 % éénkamerwoningen (waarvan ruim 200 woningen waar de muren van aarde en het dak van riet was).

Smallingerland

73% éénkamerwoningen

In Achtkarspelen waren volgens dit overzicht van 1899 200 plaggenhutten. In Dantumadeel treffen we ook spitketen en krotwoningen aan.  

Spitkeet uit Zwaagwesteinde

Plaggenhutten of spitketen werden in één dag gemaakt. Eerst werd er een gat gegraven. De modder en graszoden (plaggen) werden op de rand gelegd. Wanneer een jongen en een meisje gingen trouwen, dan moesten ze naar het gemeentehuis in Rinsumageest lopen. Vanuit Zwaagwesteinde was dat een flinke wandeling. Als ze terugkwamen, hadden de familie en de buren de spitkeet vaak al af.  

Jelle Dam, die van 1857 tot 1935 leefde, werd in zo'n plaggenhut geboren. In zijn boek Jeugdherinneringen van Jelle Dam schildert hij het leven op de heide bij Harkema rond het jaar 1900. Het leven op de heide bij Zwaagwesteinde zal ongeveer hetzelfde zijn geweest.

Woning van de buurman van Jelle Dam getekend door Jelle Dam

Hieronder volgen een paar stukjes uit zijn boek. De tekst en de spelling zijn aangepast om het wat gemakkelijker te kunnen lezen. Jelle Dam tekent een spitkeet en geeft er een omschrijving van een:

 Een spitkeet is een woning geheel van zoden gebouwd, strooien zolder, lemen vloer, 'n grote vuurpot, tegen een dikke leemhoop, 'fjursté' genaamd, om de gevel voor uitbranden te bewaren. In mijn herinnering zie ik, hoe vooral dinsdags en vrijdags, grote drommen langs de huizen liepen om te bedelen.  

 Jelle Dam geeft in zijn boek een indruk van hoe het was om in zo´n spitkeet te wonen. Hij zegt daarover: 

Ik woonde met mijn ouders in een heidehut. Er zat geen steen aan. De muren waren van onderen wel een meter breed en liepen dan schuin naar boven. In de muren zat allemaal ongedierte. Torren, duizendpoten, oorwormen en vooral ook padden. Van de eerste drie soorten hadden wij vooral in de zomer veel last, omdat ze dan de bedden op zochten. Een pad heb ik nooit in bed aangetroffen. Moeder heb ik daar ook nooit over horen vertellen, maar ik heb ze wel vaak over de vloer gezien. Nog zie ik hoe moeder ze dan met een tang naar buiten bracht. Ik kan mij nog goed herinneren dat wanneer ik toen op bed lag, ik die padden zo zacht en langzaam naast mij in de muur hoorde ''krôkjen" (kwaken). Dat gaf zo´n rustig gevoel.

Spitkeet uit spitketen museum in Harkema 

Wanneer je het boek van Jelle Dam leest, dan houd je het niet voor mogelijk dat er in het begin van de twintigste eeuw nog mensen in zulke slechte omstandigheden leefden. Jelle Dam heeft zijn best gedaan daar verbetering in te brengen.  

Ik woonde toen in de zogenaamde Hamsterheide (Harkema Opeinde) waar de gehele bevolking zich bezig hield met vlasbraken, een zeer vermoeiend werk; ik zie nog de zwarte vlekken op de ruggen, waar de kleren waren doorweekt van het zweet; ik hoor nog die braken kletteren, waarmee de eersten 's morgens 2 à 3 uur al begonnen, tot eindelijk om een uur of 5 ook de laatsten in 't spier waren. De besten konden dan vijfenveertig tot zestig cent per dag verdienen.

Hij vertelt in zijn boek dat hij pas voor het eerst in zijn leven een stenen gebouw ziet wanneer hij naar school gaat. Tot die tijd was hij blijkbaar nog nooit van de heide af geweest.

Je kunt je nu moeilijk voorstellen hoe die mensen toch nog wat van het leven probeerden te maken. Jelle heeft, wat dat betreft, grote bewondering voor zijn moeder.  

Er werd in die tijd zo weinig verdiend. Wij konden 't met ons drieën [vader Durk Dam, Jelle Dam en zijn broer] niet meer verdienen dan drie à drie gulden vijftig in de week. Een heel enkele keer vier gulden. Zaterdags bracht ik het geschoonde vlas naar de eigenaar en als ik dan tegen de avond thuiskwam, vroeg ik mijzelf vaak verwonderd af, waar moeder toch de moed en de lust weghaalde, om alles zo netjes schoon te hebben. Van buiten was alles netjes afgestoft, aangeveegd en met wit fijn zand bestrooid. De stoffige gordijntjes waren door helderwitte vervangen, die dikwijls op vele plaatsen versteld waren. En als de ketel zo pruttelend over het plaggenvuur hing, en soms zo gezellig kon zingen, dan was het mij soms alsof de oude stoeltjes-klok helderder tikte dan gewoon. En als ik dan 't geld voor moeder op tafel neerlegde en daar was bij verrassing eens vijftig cent meer dan gewoon, en ik zag dan die zo genoeglijke uitdrukking op moeders gezicht, dan was mij dat een geweldige aansporing om mijn uiterste best te doen. Als moeder dan met krijt op de tafel uitrekende, wat en hoeveel ze ervoor krijgen kon, en zij kon het zo regelen, dat er een half ons klontjes af kon, dan scheen ze eerst echt tevreden. Zij wou dat zo graag, voor de zondag. Maar dat lukte niet altijd. Dan zei ze bemoedigend: 'Dan maar wachten tot ’n volgende keer, dan smaakt het ook zoveel  lekkerder'. Klagen deed moeder nooit.

 

Jelle zijn broer is ziek en zou eigenlijk niet in het stoffige vlas moeten werken. Z'n broer houdt het niet vol en sterft. Jelle beschrijft dat als volgt: 

De kwaal van mijn broer verergerde langzamerhand. En als hij soms zo hoestte en bloed overgaf, dan verging ik bijna van medelijden, vooral als hij op mijn smeekbeden, om toch in huis te gaan, zei: 'Maar dan wordt het zo'n slechte zaterdag, jongen'. Dan verdienen we te weinig.

Op een morgen was hij vol goede moed. Wij hadden vlas, dat licht te bewerken was. Hij meende, dat we deze week goed konden verdienen. Maar nog voor het licht was, begon hij te hoesten, alweer en alweer. En toen ik de opmerking maakte, dat het nu aardig los begon te komen, toen zei hij, met oneindige trieste stem: 'Ja ... maar ...'t is allemaal bloed'. En toen zag ik, dat hij telkens spuwde naar een plaats, waar moeder het niet zou zien, toen maakte een onbeschrijfelijk medelijden zich van mij meester en ik geloof niet, dat er ooit een gebed met meer ernst tot God is opgezonden, dan toen door mij.

In 1901 wordt de woningwet aangenomen. De overheid kan woningen nu onbewoonbaar verklaren. Dat gebeurt geleidelijk, want er zijn niet direct duizenden woningen beschikbaar voor mensen die in slechte woningen wonen.

 

In 1912 zijn er nog steeds plaggenhutten. Jelle Dam werkt dan mee aan een onderzoek naar het wonen in spitketen. Hij brengt verslag uit aan de burgemeester en zegt dat de woningen lang niet voldoen aan de minimale eisen. Uit dit stukje blijkt tegelijk dat rijke mensen, zoals de burgemeester, niet eens wisten hoe beroerd deze mensen het hadden. Sterker nog, ze durfden er niet eens heen te gaan.  

Ik wou de burgemeester een paar formulieren laten zien die ik gemaakt had. Toen ik de burgemeester enkele formulieren had laten zien en hem vroeg, of het invullen zo goed was, zei hij: ' Ja ... ja ...', en trok even pijnlijk met z'n wenkbrauwen. 'Ja ..., die invulling is goed, maar ... eh ... is het daar zo erg? Hebben ze geen wc? Waar lopen die mensen dan, om eh .....'

'O, mijnheer', zei ik, 'doodeenvoudig, ze hebben 'n grotere of kleine aardhoop achter de woning, en rondom die aardhoop, kunt U het bewijs zien, dat ze nog niet helemaal verhongeren!'

Toen glimlachte hij, maar die glimlach was pijnlijk.

Toen heb ik hem nog verteld van de vrouw, die zo weemoedig zong: 't Is mij altijd, altijd goed'. En hoe die laatste woorden nog natrilden in mijn hoofd, toen ik in 'n volgende woning stond, waar een vrouw en 5 kleine kinderen mij stonden aan te staren, met een uitdrukking op het gelaat, die ik moeilijk kan beschrijven. Hoe de vloer van die woning bestond uit 'modder' en de zolder uit gevlochten stro. En dat stro

's nachts over de vloer werd gespreid, omdat er geen bedstee was en ook geen ruimte voor een bedstede. Daar moesten ze slapen, die ouders met hun 5 kinderen. Of er beddengoed aanwezig was? Ik weet het niet. In de ene hoek lag een hoopje. Het konden oude dekens, maar ook wel oude zakken zijn. Van de drie lichtramen, die samen 24 ruitjes bevatten, waren nog 6 heel, de overigen waren dichtgestopt met papier en vodden. Ik vertelde de burgemeester verder, dat de vrouw mij verteld had dat de man zestig cent per dag kon verdienen, als 't goed weer was. Daar moesten ze van leven, die zeven mensen.

'k Had de moed om te zeggen: 'Burgemeester, U moest eens één halve dag met mij op onderzoek gaan.  'k Zie nog, hoe hij met een armzwaai te kennen gaf:

'Ik kom daar niet, dat moet je niet denken hoor!' Waarop ik zei: ‘Het zijn daar geen kannibalen meneer! Ik schets U slechts iets van de uitersten. Over het algemeen gaat het wel. De meesten hebben wat koffie klaar als ik in aantocht ben en dan houden we meestal een gemoedelijk praatje'.

De burgemeester wou niet mee. Toch had ik bewerkt, dat er hier en daar wat hulp kwam.'

 

Krotwoning in Murmerwoude, afgebroken in 1958

Ook na 1912 blijven er nog mensen in krotten en spitketen wonen, maar de overheid heeft nu de taak om het probleem aan te pakken en dat gebeurt ook. Er komen woningbouwverenigingen en vanaf 1910 worden er veel nieuwe huizen op ruime percelen gebouwd. Woningen zoals je die aan de Willemstraat in Damwoude en in Broeksterwoude nog kunt zien.

 

Woning Patrimoniumweg Broeksterwoude ±1912 

Geleidelijk aan verdwijnen er steeds meer plaggenhutten. In 1939 wordt in Zwaagwesteinde de laatste opgeruimd. Daarmee komt er gelukkig een eind aan de tijd dat er in Dantumadeel mensen in spitketen moesten wonen.

Tekst en foto's Dirk Corporaal 2007

 

Bekijk dit filmpje over leven in een plaggenhut  

 

5. Van Kloosterpad tot Centrale As

Wij abten, kerkelijke leiders, burgemeesters.....

Het is 24 juli 1453. Het bestuur van Oostergo komt bij elkaar. Aan de kleding herken je de abt van Klaarkamp en die van de kloosters van Dokkum, Burgum en Drachten. Verder zijn er burgemeesters, rechters, kortom allemaal belangrijke mensen die in dit gedeelte van Friesland wat te vertellen hebben. Ze spreken over het reizen in Friesland en over het grote belang voor de handel om niet onderweg bestolen te worden. De wekelijkse marktdag in Dokkum, de jaarmarkten, iedereen heeft er belang bij dat je veilig met je handelswaar over de wegen in Friesland kunt reizen. Alleen zo kan Friesland tot bloei komen. Aan het eind van de dag zijn ze het eens en is het tijd voor de maaltijd. Terwijl de belangrijke mensen aan tafel gaan, schrijft een monnik in keurig gotisch handschrift:

Wij abten, praelaten, grietmannen (burgemeesters) .... beloven bescherming op de weg van Dokkum en Klaarkamp naar Drachten. Dieven en rovers zullen aangepakt worden... De monnik zucht, nog één regel en zijn werk zit er op. Dan schrijft hij: int jeer ws Herens MCCCC tria ende fiiftich des lettere deis nei sancta Maria Magdalena dei. Dat betekent: 24 juli 1453.

Na de maaltijd zetten acht mensen hun zegel op dit papier.  Daarna drinken ze een glas en brengen een toast uit op het kloosterpad.

Zegel van het klooster Aduard. Dat klooster is gesticht door Klaarkamp.

Het Kloosterpad van 1453

In 1453 wordt er een pad aangelegd van Dokkum naar Drachten. Het pad loopt van het klooster Klaarkamp en het klooster in Dokkum, via het klooster in Burgum naar het klooster in Drachten. Op een stuk papier met daarop acht zegels wordt uitgelegd waarom dat pad nodig is.

De Centrale As van 2007
Hieronder staat een stuk uit de tekst van de oorkonde van het kloosterpad. Probeer maar eens of je er een paar zinnen van kunt lezen. Dat valt niet mee, want de Nederlandse taal is in vijfhonderd jaar erg veranderd.

 

Wy abten praelaten grietmans oldermans schepenen rechteren raedslude hoefdlingen ende ghemene meente der delen ende landen van Oostergho als Dongera deel Dontma deel Ferwerdera deel Liowerdera deel Thiatszerkera deel Ydauwerdera deel Smalingherland ende dioe sted fan Liowerd ende fan Dockum bi kannet myt disse epena brieue dat wi een drachtelick myt malckoerum habbet bi gripen ponten ende articulen als hiir ney scrioen steed---


dis foerscrioene delen ende landen den kaepman tween waghen toe mackien dier hi mit siin gued ynt land ende wta lande reysia mey. Den ene wei fan Liowerd toe Barra convent den oera fan Dockum to Barra convent. Ende elck man dae waeghen toe makien ende toe halden in siin deel ende alzoe gheeth wt seit Donggera deel ende die sted fan Dockum ende Dontma deel den wey wr den faen toe mackien ende te halden tuschen den Broeck ende dae Zwetta. 
---
int jeer ws Herens MCCCC tria ende fiiftich des lettere deis nei sancta Maria Magdalena dei.

In 2007 wordt door het provinciebestuur van Friesland en de gemeentebesturen van Dongeradeel, Dantumadeel en Tietsjerksteradeel besloten om van Dokkum naar Drachten een nieuwe weg aan te leggen. Wanneer de nieuwe weg klaar is, ben je  eerder in Drachten. Hieronder leggen ze uit waarom die weg  nodig is.

De Centrale As is de nieuwe weg van Dokkum tot aan de Wãldwei bij Nijega. Met De Centrale As wordt het gebied verkeersveiliger. De weg gaat niet meer door de dorpen waardoor de leefbaarheid in de dorpen toeneemt. Een nieuwe kans voor de dorpskernen. De provincie Fryslãn wil Noordoost Fryslân en regiostad Dokkum beter bereikbaar maken. De Centrale As biedt de regio nieuwe economische kansen, want bereikbaarheid is belangrijk voor een goede economie. Over de bouw van woningen, gekoppeld aan de komst van De Centrale As, worden tussen de gemeenten en provincie afspraken gemaakt. Er komt niet alleen ruimte voor wonen, maar ook voor bedrijvigheid en recreatie. Zo is er een plan voor de aanleg van bedrijvenlocatie Quatrebras, ten zuiden van de kruising tussen De Centrale As en de N355.
Ook de omliggende regio profiteert van De Centrale As. Nu gaat het meeste verkeer van Dokkum naar Leeuwarden langs de N361 door de Trynwãlden. Dit veroorzaakt veel drukte in de dorpen Aldtsjerk, Oentsjerk en Gytsjerk. Straks zal het meeste verkeer via De Centrale As rijden.

Het Kloosterpad uit 1453 is er nog steeds. Een deel van die route is nu een asfaltweg, maar een groter deel is nog steeds niet verhard. Daar kun je je even in de Middeleeuwen wanen. Deze schilderachtige weg loopt via de Kruiskerk in Burgum naar Drachten. Monniken en handelaars liepen in de Middeleeuwen langs dit pad. Hen maakte het niets uit of ze tien minuten eerder of later in Drachten waren. Het veertig kilometer lange pad was toch een hele dag lopen. Veilig aankomen en niet bestolen worden, dat waren zaken die zwaarder wogen.

Kruiskerk van Burgum

Goede en veilige wegen zijn nu nog belangrijker dan vroeger. We reizen veel meer en dat willen we veilig doen. Wanneer je nu met de auto naar Drachten rijdt, wonen overal langs de weg mensen. In noodgevallen is hulp dichtbij. Veel buitenwegen en fietspaden in Dantumadeel worden verlicht door lantaarnpalen. Onderweg zijn er benzinestations, de politie houdt toezicht en voor pech onderweg hebben we een mobieltje mee. Overal kun je de wegenwacht bellen.

In de Middeleeuwen (500 - 1500 na Chr.) woonden er veel minder mensen in Dantumadeel. Wel tien keer zo weinig. Vooral het zuiden van de gemeente, met onherbergzame veen- en heidegebieden, was erg dunbevolkt. De meeste inwoners van Dantumadeel bleven dicht in de buurt van hun dorp.

Tjasker bij het Kloosterpad

De natuur buiten het dorp was wel heel mooi, maar daar ging je in je eentje niet naar toe. Veel te gevaarlijk. Wie niet bang was, werd wel bang gemaakt door spookverhalen over ´wite wiven´ die over de heide zweefden. Of over de ´Skilige Piip´ waar het 's nachts spookte. Reizen deden de meeste mensen het liefst over of langs het water. Bijvoorbeeld langs de Dokkumer Ee naar Leeuwarden.

Een tocht door het veengebied was gevaarlijk. Een geluk dus dat het Kloosterpad er kwam in 1453. De bestuurders van die tijd; de abten van de invloedrijke kloosters, legden het pad niet alleen aan, maar beloofden ook bescherming. Overtreders zouden streng worden bestraft. Wie bestolen werd op de route kreeg het dubbele terug. Misdadigers moesten wat ze gestolen hadden zeven keer terugbetalen. Konden ze dat niet opbrengen, dan werden ze gemarteld.

Op de kaart van 1664 komt het pad niet voor, maar op de kaart van 1718 staat wel een stuk van het Kloosterpad.

Links van De Valom zie je het woord Tolhuys. Daar gaat het Kloosterpad over de Valomstervaart. Wanneer je meer nieuwe wegen op de kaart van 1718 gaat zoeken, dan ontdek je dat er vooral langs de weg van Driesum naar Rinsumageest allemaal zijwegen bijgekomen zijn. Dit zijn allemaal zandwegen, want pas de afgelopen honderd jaar zijn wegen verhard.

Goddeloos Tolhuis getekend door Ids Wiersma

Bij het bestuderen van de kaart ontdek je nog veel meer tolhuizen. Het onderhoud van de wegen moest betaald worden, maar er bestond nog geen wegen-belasting. Daarom moesten de mensen die het pad gebruikten tol betalen. Voor een paard en wagen betaalden ze een stuiver. Van dat geld werden de wegen onderhouden.

Goddeloos Tolhuis 2007

De belangrijkste weg in Dantumadeel is nu de weg van Veenwouden naar Dokkum. In 1780 kon je alleen in de zomer gemakkelijk via die weg in Dokkum komen, in de winter stond de weg vaak onder water.      

Rond 1850 ging reizen al een stuk gemakkelijker. Je hoefde van Veenwouden naar Dokkum niet meer te lopen, want er reed een diligence, een paardenkoets.

In 1880 werd de paardentrambaan van Dokkum naar Veenwouden aangelegd en een jaar later die van Veenwouden naar Drachten.

In 1880 wordt de paardentrambaan van Dokkum naar Veenwouden aangelegd en een jaar later van Veenwouden naar Drachten. De lijn Dokkum-Veenwouden is de eerste trambaan in Friesland.

Zo ziet de weg en de trambaan er bij Damwoude in 1910 uit. Je ziet ook een paal van het elektrisch. Na 1900 wordt Friesland aangesloten op het 'grote licht' zoals ze dat in die tijd wel noemen. De draden van het elektrisch zitten nog niet onder de grond.

De NTM (Nederlandse Tram Maatschappij) had tramlijnen in Friesland en stukken van Drenthe en Groningen. In het museum van Heerenveen kun je tramboekjes nog inzien.

Reken eens uit hoe lang de tram er over deed om van Veenwouden naar Dokkum te rijden. Wat was zo ongeveer de gemiddelde snelheid?

 

Ook in 1914 is de Hoofdweg in Damwoude nog niet bestraat.

 

Op deze foto uit ±1932 is de weg verhard en zie je duidelijk het tramstation De Kruisweg in Damwoude. Sinds 1926 rijdt er een stoomtram. Dat is vrij laat. Het gemeentebestuur van Dantumadeel wil die 'stoomrommel' niet. De koeien zullen er minder melk door geven en zo'n stoomtram is veel te gevaarlijk, zeggen ze. Uiteindelijk wordt de paardentram toch vervangen door de stoomtram. Lang rijdt die niet, want er komen overal bussen en daar kan de stoomtram niet tegen concurreren. De stoomtramverbinding tussen Veenwouden en Dokkum wordt opgeheven.

Tegenwoordig zijn bijna alle wegen in Dantumadeel verhard. Een reis naar Drachten duurt geen hele dag meer maar 30 minuten. In de 17e eeuw duurt een reis van Dokkum naar Amsterdam nog twee dagen. De moeder van mijn schoonvader is in haar leven nooit buiten Friesland geweest. Tegenwoordig is wonen in Friesland en werken in Amsterdam heel normaal. We hebben een mobieltje, we zitten via internet op de digitale snelweg. We zijn overal bereikbaar. We vliegen in zeven uur naar Amerika. Stilstand is achteruitgang zegt de gemeente Dantumadeel. Daarom wordt tussen 2007 en 2015 de Centrale As aangelegd. Een moderne verbinding met het zuiden. Wie geen haast heeft en van de natuur wil genieten kan gelukkig nog het Kloosterpad uit 1453 lopen. Een schitterende en veilige route naar Drachten. En spoken, witte wiven en plaagbeesten? Daar geloven we niet meer in.

Tekst en foto's Dirk Corporaal 2007

 

  Hiernaast een filmpje over het verkeer in Nederland.
  Hiernaast een filmpje over vervoer, handel en munten in de Middeleeuwen.

We hebben 5 gasten en geen leden online

rom-munten-nijmegen.jpg
hogebeintum.jpg